De boeiende geschiedenis
van glucose-zelfmanagement 👀

September 2023, dr. S. Audali, wetenschapsjournalist

 

Het is nog maar honderd jaar geleden dat de eerste behandelingen voor diabetes beschikbaar werden. Sindsdien hebben zich tal van ontwikkelingen en innovaties voorgedaan, allemaal met hetzelfde doel: het dagelijkse leven van diabetespatiënten verbeteren. De evolutie van de technologieën voor het meten van glucose in het lichaam is daar een goed voorbeeld van.

Alt txt
Alt txt
Alt txt

Aanvankelijk was het de glucosurie (glucose in de urine) die regelmatig werd gemeten om patiënten die werden behandeld met de befaamde insuline 'op te volgen'. In 1941 werd de Clinitest-kit geïntroduceerd. Deze bevatte een tablet dat het urinemonster verwarmde en een chemische reactie veroorzaakte waarbij koperoxide werd gevormd. De concentratie van dit koperoxide gaf de test zijn uiteindelijke kleur en maakte een semikwantitatieve analyse van de glucoseconcentratie in het urinemonster mogelijk. Bij de test zat een kleurenschaal om de concentratie koperoxide in de urine te bepalen. Omdat de test niet specifiek was voor glucose, moesten de resultaten helaas achteraf worden bevestigd.
Daarom kwamen verschillende laboratoria met nieuwe oplossingen, waaronder de Clinstix, de eerste teststrip van Free op basis van glucoseoxidase/peroxidase. Bij deze techniek werd gebruikgemaakt van een kleurenschaal, met kleuren die overeenkwamen met precieze glucosuriewaarden1.
Tegelijk werden andere tests ontwikkeld om aceton in urine op te sporen en daarmee een insulinetekort of een gebrekkige werking in het kader van een hyperglykemie te achterhalen. Maar urinetests waren niet zo populair bij patiënten en zijn niet erg praktisch om uit te voeren. FreeStyle B-cétone® introduceerde daarom een bloedtest voor ketonen, met een sneller resultaat (10 seconden vergeleken met 30 seconden voor een urinetest) en een resultaat in cijfers1.

Het baanbrekende werk van Jean Pirart

De Belg Jean Pirart (1922-2014) was een klinisch internist die werkte als diabetoloog in Brussel, zowel in zijn praktijk in Ukkel als in het Brugmann-ziekenhuis, het Sint-Pieter-ziekenhuis en de César De Paepe-kliniek. Zijn levenswerk bestond in het volgen van een groot prospectief cohort van 4400 diabetespatiënten gedurende meer dan 25 jaar (1947-1973). Bij deze groep bestudeerde hij de relatie tussen de duur van de diabetes en degeneratieve complicaties. Hij had de meetinstrumenten voor de controle van de bloedsuikerwaarden (evaluatie van dagboeken om de glucosurie en ketonurie op dagelijkse basis bij te houden, en enkele bloedsuikerwaarden in nuchtere toestand en na het eten) en de criteria voor de jaarlijkse evaluatie van micro- en macrovasculaire complicaties relatief goed gestandaardiseerd. Het verzamelen en analyseren van de gegevens was monnikenwerk, dat hij meestal zo goed als op zijn eentje deed. Hij werd in deze taak alleen bijgestaan door een collega-arts, Jean-Pierre Lavaux, zijn vrouw Suzanne*, die als zijn secretaresse werkte, en William Rey, die vrijwillig zijn statistische expertise ter beschikking stelde. In die tijd stond elektronische gegevensverwerking nog in haar kinderschoenen en werden de gegevens verzameld op geperforeerde kartonnen kaartjes, voordat ze werden geanalyseerd in het rekencentrum van de Université Libre de Bruxelles. Dat hij de enige onderzoeker was, kwam de patiëntentrouw, die noodzakelijk is voor dit type langetermijnonderzoek, waarschijnlijk ten goede en zorgde voor consistentie in de gegevens en analyse. Pirart was ook een uitstekend praktiserend arts, zoals blijkt uit zijn pleidooi voor therapeutische educatie, 'Why don't we teach and treat diabetic patients better?', dat in 1978 als hoofdartikel in Diabetes Care werd gepubliceerd2. Het doel van Jean Pirarts werk was om eenduidig te bevestigen dat bij diabetespatiënten het risico op microvasculaire complicaties (retinopathieën, nefropathieën en neuropathieën) rechtstreeks wordt beïnvloed door de duur en de ernst van de diabetes, en dat een periode van ontregeling na een periode van perfecte controle de patiënt blootstelt aan complicaties waartegen hij tot dan beschermd leek. Pirart publiceerde zijn hele onderzoek in drie Franstalige artikels, die in 1977 verschenen in het tijdschrift Diabète et Métabolisme3. De resultaten van dit onderzoek werden zo nuttig geacht voor de gemeenschap van diabetologen dat het tijdschrift Diabetes Care besloot er een Engelse vertaling van te publiceren4. Dankzij zijn onderzoek werd het onder controle houden van de bloedsuikerspiegel vanaf eind de jaren zeventig een essentieel therapeutisch doel bij diabetes. Het wetenschappelijke werk van Jean Pirart kreeg erkenning in Frankrijk, waar hij in 1989 de Prix Maurice Dérot ontving, en op Europees niveau, met zijn benoeming tot erelid van de European Association for the Study of Diabetes (EASD). In België werden zijn verwezenlijkingen in 1992 geëerd met de oprichting van het Fonds Suzanne et Jean Pirart van de Association Belge du Diabète, dat als doel heeft om wetenschappelijk onderzoek naar diabetes te ondersteunen.

Een hele resem aan technologische ontwikkelingen

In 1965 werden de eerste prikapparaten en teststrips geïntroduceerd om de bloedsuiker te meten. In 1969 kwam de eerste bloedglucosemeter op de markt. Mensen konden zo indien nodig meerdere keren per dag hun eigen bloedsuiker meten. Ze hadden nog geen toegang tot glucosewaarden in de lichaamsweefsels, die de glucoseconcentratie in het bloed het beste weergeven. Wanneer we eten of drinken, komt glucose eerst in het bloed terecht en vervolgens geleidelijk in de interstitiële vloeistof. De glucose passeert daarbij een 'barrière' van cellen die haar afremt. Daarom is er enige vertraging in de stijging van de interstitiële glucose ten opzichte van de bloedglucose (ongeveer 5 tot 15 minuten).
In die tijd moesten mensen in hun vingertoppen prikken (nadat ze hun handen gewassen hadden met warm water, zonder alcohol te gebruiken, het beste aan de zijkant van hun vingers en niet in hun wijsvinger en duim) met hulpmiddelen om zichzelf te prikken. Ook naar deze middelen zelf werd onderzoek gedaan om de pijn van de prik te minimaliseren (daarom werd het gebruik van moderne lancetten aangeraden). Het bloed werd op een teststrip gedaan of via de strip opgezogen, die vervolgens in een bloedglucosemeter werd gestoken voor een enzymatische meting. Die kon ofwel optisch gebeuren (door de intensiteit van een kleurreactie te bepalen), ofwel amperometrisch (door een elektrische stroom te meten die wordt geproduceerd tijdens de enzymatische oxidatie van glucose). 

In de jaren negentig werden deze bloedglucosemeters aanzienlijk verbeterd: ze werden kleiner en pasten voortaan in de palm van de hand, de benodigde bloeddruppel was een fractie van een microliter en de tijd die nodig was om te meten, daalde van een minuut naar vier seconden voor de snelste meters. Maar de meting bleef een momentopname! Nadat ze was uitgevoerd, kon de patiënt de strip en het lancet weggooien in speciale wegwerpdoosjes. De meeste meters hadden een geheugen waarin de resultaten konden worden opgeslagen en eventueel naar een computer konden worden overgezet. Toch was het belangrijk om de bloedsuikerwaarden in een behandelingsdagboek bij te houden. Daarvan waren meerdere exemplaren verkrijgbaar bij laboratoria die zich toelegden op insulinetherapie of bij patiëntenverenigingen. Zo had de zorgverlener toegang tot de meetgegevens en kon hij zijn patiënten indien nodig advies geven.
In 2010 verscheen het eerste niet-invasieve glucosemeetsysteem, waardoor bloedafnames niet meer nodig waren en veel frequentere of zelfs continue metingen mogelijk werden. Op die manier hadden patiënten voortdurend zicht op de schommelingen in de glucosewaarden.
Sinds 2016 heeft zich de ene ontwikkeling na de andere voorgedaan. Zo kunnen patiënten hun medische hulpmiddelen (sensoren) voortaan verbinden en de evolutie van hun gezondheidsgegevens op hun smartphone volgen. Ze hoeven hun meetsystemen niet langer te kalibreren met haartests. Daarnaast kunnen ze hun metingen delen met anderen via het internet, verbinding maken met intelligente software, optionele alarmsystemen en ga zo maar door.
Na het tijdperk van zelfcontrole via de meting van de bloedsuiker, gevolgd door een nieuw tijdperk met het gebruik van systemen voor continue glucosemetingen, zijn we vandaag dichter dan ooit bij de 'closed loop' en de kunstmatige alvleesklier! We denken niet langer in termen van bloedglucosewaarden, maar wel van dynamische gegevens gekoppeld aan trendpijlen, die van onschatbare waarde zijn: een glucosewaarde moet worden geïnterpreteerd in het licht van de voorgeschiedenis en de trendpijl, en de patiënt zelf staat op de eerste rij om zijn diabetes zelf te beheren!

Woordenschat:

  • Cohort: Groep individuen in een gedefinieerde populatie.
  • Keton: Molecule gekenmerkt door een C=O-carbonylgroep, d.w.z. een zuurstofatoom dat door een dubbele binding verbonden is met een koolstofatoom. De eenvoudigste verbinding in deze familie is aceton.
  • Interstitieel: Het interstitieel vocht vult de ruimte tussen de bloedhaarvaten en de cellen. Het vergemakkelijkt de onderlinge uitwisseling van voedings- en afvalstoffen.
  • Ketonurie: Aanwezigheid van ketonen in de urine.
  • Haarvat: Klein bloedvat.
  • Lancet: Klein chirurgisch instrument dat wordt gebruikt om bloedingen te veroorzaken.

 

Referencies en disclaimers

Gegevens en afbeeldingen zijn enkel ter illustratie. Geen echte gegevens, patiënt of professionele zorgverlener.

  1. Perello, A. (2020). Histoire des méthodes de mesure et de suivi du diabète, de l’Antiquité aux stratégies innovantes de nos jourshttps://hal.univ-lorraine.fr/hal-03298113 (Geraadpleegd in september 2023).
  2. Pirart, J. (1978). Why don’t we teach and treat diabetic patients better? Diabetes Care1(2), 139–140.
  3. Pirart J. (1977). Diabète et complications dégénératives. Présentation d’une étude prospective sur portant sur 4.400 cas observés entre 1947 et 1973. Diabete Metab, 3:97-107, 173-82, 245-56.
  4. Pirart J. (1978). Diabetes mellitus and its degenerative complications: a prospective study of 4,400 patients observed between 1947 and 1973. Diabetes Care, 1:168-88, 252-63.
    * Suzanne Pirart, geboren Delcroix, onderscheidde zich als lid van het verzet tijdens de oorlog. Ze werd gevangengenomen door de Duitsers en gedeporteerd naar Silezië. In 1948 trouwde ze met Jean Pirart. Ze werkte samen met haar man gedurende zijn hele carrière. Ze trad op als zijn secretaresse en assisteerde hem toen hij voorzitter was van de 'Association Belge du Diabète', alsook toen hij het algemene secretariaat leidde van het organisatiecomité van het 8e Congres van de International Diabetes Federation (IDF) in Brussel in 1973 [Lefèbvre P. In Memoriam Madame Pirart 1923-2009. Association Belge du Diabète, 2009]

Bronnen:

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het privacybeleid en de servicevoorwaarden van Google zijn van toepassing.

Loading...